Themanummer Nederlandse Letterkunde over auteurschap

hamelink raam

Onlangs verscheen bij Amsterdam University Press onder de titel ‘Het dichterschap in scène gezet’ een themanummer van Nederlandse letterkunde over auteurschap. Het nummer komt voort uit de gelijknamige studiedag die het Poëziecentrum en de KANTL in mei dit jaar organiseerden in samenwerking met de Universiteit Gent.

Ik leverde een bijdrage met een artikel waarin ik naga wat de posture-theorie van de Zwitserse socioloog Jérôme Meizoz kan opleveren voor de analyse van televisie-interviews. Mijn casus is het gesprek tussen Andreas Burnier en Jacques Hamelink in het tv-programma Literaire ontmoetingen in januari 1969.

Het abstract van het artikel is hieronder te lezen. Voor het nummer van Nederlandse letterkunde klikt u hier.

In recent years, scholars in Dutch literary studies have started to pay more attention to public images of authorship, including appearances of authors on television. In order to analyze such televisual images of literary authors, one might put Jérôme Meizoz’s concept of posture into use. Arguing that this concept is too fuzzy to apply without making a terminological distinction between the process of auto-presentation (resulting into an author’sposture) and hetero-presentation (resulting into an author’s imago), the article analyzes a literary television show of the late 1960s, in which the author Jacques Hamelink is portrayed. The analysis shows both convergences and discrepancies between Hamelink’s posture and his imago, that result from both director’s choices and critical interventions by Hamelink’s interviewer, the female critic Andreas Burnier. Although such interactions between auto-presentation and hetero-presentation can be described more fruitfully if one differentiates between postureand imago, applying Meizoz’s work to literary television can never do full justice to the complex nature of televisual images of authorship.

Essay in De Revisor over poëziekritiek

revisor

Onlangs verscheen bij De Bezige Bij de tiende editie van de Revisor als halfjaarboek. Op verzoek van de redactie schreef ik daarin een opiniërend artikel over de Nederlandstalige poëziekritiek in de dagbladpers. Een vrolijk stuk werd het niet, want ik zie de kritische praktijk in dagbladen al enige jaren met lede ogen aan. Niet is alleen is er letterlijk nauwelijks ruimte voor diepgaande recensies van recent verschenen dichtbundels, ook word ik zelden overtuigd door de manier waarop de critici van dienst de weinige ruimte die ze krijgen invullen. Aan de hand van een close reading van recensies van Arjan Peters (over Kalfsvlies van Marieke Rijneveld) en Arie van den Berg (over Geld van Arnoud van Adrichem) laat ik zien waar het in mijn ogen misgaat.

Mijn essay werd intussen opgemerkt door Joep van Ruiten, criticus van het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant. Hij noemt mijn voorbeelden overtuigend, maar formuleert ook een kritiekpunt: “Jammer genoeg gaat [Dera] voorbij aan de mogelijkheden en beperkingen waarmee poëziekritiek in Nederlandse kranten te maken hebben – zoals lengte en lezers, om maar iets te noemen – en verzuimt aan te geven hoe het anders zou kunnen. Zo zie je maar weer: zelfs kritiek op de kritiek leidt in de letteren tot kritiek.”

Van Ruiten zou hier een volstrekt legitiem punt maken, als ik het in mijn artikel inderdaad zou laten bij een deconstructie van enkele recensies. Ik negeer echter geenszins de bedoelde ‘mogelijkheden en beperkingen’, maar constateer juist bezorgd dat de laat-kapitalistische wurggreep waarin krantenredacties verkeren tot afgekalfde poëziekritiek heeft geleid. Als critici de weinige ruimte die hun rest in die context ook nog eens oppervlakkig vullen, wordt het genre ook van binnen uitgehold.

Wie er meer over wil weten en de discussie mee wil aanzwengelen, leze de Revisor!

‘Literair kijkschrift’ in De Boekenwereld

litkijk

Een van de literaire televisieprogramma’s waaraan ik aandacht besteed in mijn proefschrift is het NCRV-programma Literair kijkschrift, dat werd uitgezonden tussen 1964 en 1966. In tegenstelling tot Literaire ontmoetingen van de AVRO, waarvan in 2009 nog een fraaie dvd-box op de markt werd gebracht, is Literair kijkschrift in de vergeetput van zowel de media- als de literatuurgeschiedenis terechtgekomen. In het nieuwe nummer van het prachtig uitgegeven De Boekenwereld stof ik de videoplanken af en stel ik Literair kijkschrift aan de lezer voor. Benieuwd? Het tijdschrift is hier te bestellen.

Essay over Jeroen van Rooij in DWB

van rooij foto

In de nieuwe DWB gaat Maud Vanhauwaert op zoek naar onmogelijke scenario’s, waarbij zij regisseurs paradoxaal genoeg oproept de mogelijkheden daarvan op het podium te onderzoeken. In het nummer staat ook een essay van mijn hand over Niemand had er enig idee van wat er aan de hand was, de debuutbundel van Jeroen van Rooij die in 2014 verscheen. Grappig genoeg past Van Rooijs poëzie uitstekend in een tijdschrift dat onmogelijke scenario’s als onderwerp heeft: zowel de hoeveelheid stemmen die de dichter opvoert als hetgeen zij over de werkelijkheid te berde brengen, getuigt van een diepgeworteld wantrouwen tegen begaanbare parcoursen. In mijn bespreking vertrek ik dan ook vanuit het werk van Pierre Nora; vooral ook omdat Van Rooijs gedichten er een interessante verhouding tot het door hem gemunte begrip lieu de mémoire op nahouden.

De nieuwe DWB is hier te bestellen.

Artikel in Tijdschrift voor Mediageschiedenis

Ritter-Alex-Project

Vandaag verscheen het nieuwe nummer van het peer-reviewed Tijdschrift voor Mediageschiedenis, met daarin een artikel van mijn hand over de verhouding tussen radiokritiek en dagbladkritiek tijdens het interbellum. Aan de hand van het begrip ‘protocol’ van mediasocioloog Lisa Gitelman bespreek ik daarin de metakritische opvattingen van literatuurcritici P.H. Ritter jr. en A.M. de Jong, alsook de praktijk van hun radio- en dagbladkritiek. Het artikel is hier te lezen. Hierbij het abstract:

Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden op de Nederlandse radio ruim tweeduizend ‘boekenhalfuurtjes’ uitgezonden, waarin critici van naam hun licht lieten schijnen over een letterkundig onderwerp. In veel gevallen was zo’n boekenhalfuurtje gewijd aan een recent verschenen roman of poëziebundel, waarover de radiocriticus een waardeoordeel velde. In dit artikel worden deze gesproken recensies aan een nader onderzoek onderworpen, waarbij de vraag centraal staat hoe de vooroorlogse literatuurkritiek op de radio zich verhield tot gedrukte recensies in dagbladen. Op basis van twee casestudy’s, de AVRO-criticus P.H. Ritter jr. en de VARA-medewerker A.M. de Jong, blijkt welke invloed het nieuwe medium radio had op de verschijningsvorm van de literatuurkritiek.

Verschenen: ‘De leeslijst’

leeslijst

Deze week verscheen bij Vantilt De leeslijst: 222 werken uit de Nederlandstalige literatuur. Het boek is het resultaat van jarenlang werk door meer dan twintig letterkundigen die verbonden zijn of waren aan de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur van de Radboud Universiteit Nijmegen. Doel is uitdrukkelijk niet om dé leeslijst (of, problematischer nog: ‘canon’) van de Nederlandstalige letterkunde te presenteren. Het gaat er eerder om studenten en andere geïnteresseerden in aanraking te laten komen met die werken uit bijna duizend jaar literatuurgeschiedenis, die een bijzondere rol spelen in het onderwijs en/of onderzoek van de Nijmeegse stafleden. Zelf nam ik veertien lemmata voor mijn rekening, over achtereenvolgens Ina Boudier Bakker, Arthur van Schendel, Simon Vestdijk, E. du Perron, P.H. Ritter jr., Hendrik Marsman, Gerrit Achterberg, Hans Faverey, Hans Faverey, J. Bernlef, Nachoem M. Wijnberg, Charlotte Mutsaers, Thomas Rosenboom en K. Michel.

Het boek is verkrijgbaar in de betere boekhandel en is ook hier te bestellen.